Tussen Keulen en Parijs
Tussen Keulen en Parijs
Ligt de weg naar Rome.
Al wie met ons mee wil gaan
Die moet onze manieren verstaan.
Nederland is een land met een moederschapscultuur. Wij Nederlandse moeders en vaders vinden dat ons kroost het best door de eigen moeder opgevoed en opgevangen kan worden. Bij ons verdient vader de kost en zit moeder gezellig thuis met een kopje thee en een kaakje. Onze moeders vangen hun schoolgaande kinderen tussen de middag en na school zelf op, terwijl ze de jongste kinderen veilig thuis houden. Want baby’s en peuters naar de crèche sturen, dat doen wij Nederlandse vrouwen niet. Niemand zorgt namelijk zo goed voor onze kinderen als wijzelf. Zo zijn onze manieren.
Zo waren onze manieren… en zo zijn ze nog steeds. Het verschil tussen het aantal uren dat vrouwen en mannen buitenshuis werken is in Nederland dan ook vele malen groter dan in andere Europese landen. Slechts 42 procent van de Nederlandse vrouwen is economisch zelfstandig. Daar staat wel tegenover dat Nederlandse kinderen uit internationale onderzoeken keer op keer als de gelukkigste kinderen ter wereld naar voren komen. Toch ziet de Nederlandse overheid de arbeidsparticipatie van vrouwen niet graag onder aan Europese ranglijstjes staan. En omdat het percentage dat ons land uitgeeft aan het faciliteren van de mogelijkheden om werk met zorg te combineren wel erg schril tegen de rest van Europa afstak, trok het kabinet in 2006 toch iets meer geld uit om de kinderopvang toegankelijker te maken. Het was meer een gebaar, net iets meer dan lippendienst, want vanwege de heersende moederschapscultuur verwachtte de overheid niet dat deze investering veel toestroom zou opleveren.
Het leek dan ook alsof men het in Keulen hoorde donderen toen bleek dat het gebruik van de kinderopvang explosief was toegenomen. Voor het eerst was de opvang ‘toegankelijk’ en ‘betaalbaar’, en tot ieders verbazing werd daar volop gebruik van gemaakt. Zozeer zelfs dat de staatssecretaris van Onderwijs, Sharon Dijksma, en minister Bos van Financiën moesten constateren dat het budget met 470 miljoen euro werd overschreden. Bijna waren we in een cultuurcrisis beland, vooral omdat het erop leek dat onze moederschapscultuur gewoonweg voortkwam uit het gebrek aan een geschikt, toegankelijk en betaalbaar alternatief. Nu dat alternatief er was gekomen, bleken Nederlandse ouders ineens bereid om hun kinderen een aantal dagen per week naar de opvang te sturen…Maar zó zijn onze manieren toch niet?!
Sharon en Wouter haasten zich dan ook om onze moederschapscultuur van de ondergang te redden. Al was het maar omdat die zogenaamde moederschapscultuur het beleid lekker betaalbaar houdt. Stel je voor dat Nederland net zoveel geld zou uitgeven aan kinderopvang en onderwijs als bijvoorbeeld Frankrijk, om maar te zwijgen over landen als Zweden en Denemarken, die werkelijk klauwen met geld uitgeven om kinderen tussen de middag warm te laten eten en hun na schooltijd op grote schaal sport en spel aan te bieden. Maar waarom zouden wij zoiets doen? Daar hebben we toch gewoon onze moeders voor? En mochten die, bij hoge uitzondering, niet voor de kinderen kunnen zorgen, dan hebben we altijd opa en oma nog om deze vriendendienst te verrichten. Want: ‘Op kinderen passen is geen baan. Oppassen is een vriendendienst’. [1] Wij Nederlanders zien het werk dat vrouwen doorgaans verrichten enkel als een vriendendienst, niet als baan en daarom investeren we in de kinderopvang liever niet meer dan strikt noodzakelijk. Zo zijn onze manieren.
Sharon en Wouter sloegen dan ook vrolijk aan het bezuinigen en verhoogden zo de drempel naar de opvang opnieuw. En als het kabinet gewoon stug blijft verkondigen dat Nederland last heeft van een hardnekkige moederschapscultuur, zullen werkende ouders zich uiteindelijk wel weer neerleggen bij het gebrek aan goede en toegankelijke opvang, want wij Nederlanders zijn zuinig en volgzaam, zó zijn onze manieren.
Nederland, polderland
Een tijdje terug vroeg ik een vriendin van mij die niet oorspronkelijk uit Nederland komt wat haar opvalt aan onze Nederlandse manieren. Zonder aarzelen antwoordde ze: ‘Jullie zijn een echt polderland, en zijn vrijwel altijd bereid compromissen te sluiten om samen verder te komen, behalve als het gaat over de Nederlandse moederschapscultuur. Dan ben je of voor power-feministen als Heleen Mees, die zich inzet voor vrouwen aan de top door een aanval op het “deeltijdfeminisme” te lanceren, of je bent voor vrouwen als verloskundige Beatrijs Smulders en Fleur Jurgens, die opkomen voor een babysabattical en thuisblijfmoeders. Het debat wordt zo ideologisch op de spits gedreven dat het niet meer gaat over real time, real people & real problems, en dus ook niet over de vraag hoe we deze problemen op een constructieve manier kunnen oplossen. Als de moederschapscultuur in het geding is, dan lijkt iedereen de hakken in het zand te zetten, zodat alles blijft zoals het is. Waar blijft het feminisme dat de problemen waar de meeste mensen werkelijk mee zitten aan de orde stelt? Waar blijft het polderfeminisme, want zo zijn jullie manieren toch óók?’
Mijn vriendin komt uit Amerika. Voor sommigen is dat hét land waar Nederland een voorbeeld aan zou moeten nemen. Maar volgens haar kun je ‘Nederlandse gebruiken niet zomaar door Amerikaanse of Zweedse gebruiken vervangen. Natuurlijk kun je proberen van andere landen te leren, maar je kunt best pratices niet zomaar van de ene cultuur in de andere plakken. Wil je goede voorbeelden op een succesvolle manier kunnen toepassen, dan is het belangrijk dat je dicht bij je eigen cultuur blijft en gebruikmaakt van de eigen krachten. Nederland is altijd goed in polderen geweest. Daar wordt nu vaak schamper over gedaan, maar als je de juiste partijen met elkaar aan tafel zet en niet poldert puur en alleen om moeilijke beslissingen voor je uit te schuiven, dan is er niets verkeerd aan compromissen sluiten. Nederland kwam als tollerant land bekend te staan, omdat men hier algauw bereid was water bij de wijn te doen- ieder zijn heug en zijn meug, zijn geloofsovertuiging, zijn seksuele geaardheid, zolang het je maar niet opgedrongen wordt. Laten we die goede eigenschappen van Nederland nu niet ineens overboord zetten en vervangen door ordinair gebekvecht. Je moet soms heus met je vuist op tafel slaan om je plek aan de onderhandelingstafel op te eisen, maar als je er eenmaal zit, dan heeft geen enkele zin meer om elkaar te veroordelen. Dan kom je verder door te polderen!’
Inderdaad, laten vrouwen en mannen al polderend de moederschapscultuur veranderen in een ouderschapscultuur. Dat betekent dat er eindelijk afspraken worden gemaakt voor ‘echte mensen’ (mannen, vrouwen en kinderen), met ‘echte wensen’ zowel in hun privéleven als in hun betaalde werk. Op dit moment zorgt de polarisatie tussen power-feministen en thuisblijfmoeders er namelijk voor dat de groeiende groep mannen en vrouwen die een baan wél met een evenwichtig gezinsleven willen combineren, wordt afgeserveerd als ambitieloze deeltijdfeministen, dat thuisblijfmoeders worden uitgemaakt voor parasieten en zorgende vaders, en hun belang, domweg worden doodgezwegen. Bovendien, noem het combineren van werk en zorg maar eens ambitieloos! En als je vrouwen die alleen voor het huishouden en de kinderen zorgen dan ambitieloze parasieten vindt, waarom vind je mannen die alleen voor de kost zorgen dan géén ambitieloze parasieten? Waarom zijn die dan ineens wél ambitieus? Wat zich aandient als een taakverdeling tussen de seksen blijkt een verheerlijking van kostwinnerschap, want alleen de kostwinner kan ambitieus zijn. Dat werk wordt in geld uitgedrukt. En moederen en oppassen niet. Toch kan dat heel goed, want het kost de maatschappij ook klauwen met geld als het de opvoeders aan opvoedambitie ontbreekt. Opvoeden is een baan waarbij je de deur nooit echt achter je dicht kunt trekken, tenzij je een kostwinnende man bent. Het is een baan die vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week ongeveer achttien jaar lang je aandacht vraagt zonder veel rekening te houden met je andere plannen of ambities, tenzij je een kostwinnende man bent. Zit je in je carrière op een dood spoor, dan kun je op zoek gaan naar een andere baan, maar van je kinderen kun je als goede ouder niet weglopen, al zou je dat soms best willen. Daarom vergt het succesvol grootbrengen van kinderen verdomd veel ambitie en uithoudingsvermogen. Kom je er ook nog eens alleen voor te staan dan kun je het opvoeden van kinderen het best vergelijken met topsport beoefenen.
De discussie tussen power-feministen en thuisblijfmoeders blijft echter steken op bijzaken. Ja, je kunt inderdaad geen olympisch kampioen worden als je parttime of helemaal niet traint. Ook zul je ongetwijfeld gedeeltes uit het leven van je kinderen missen als je wel voor de Olympische Spelen traint, en maakt dat je niet meteen een slechte moeder . Het gaat er alleen niet om wie het beter of slechter doet ‘als moeder’, maar om de mogelijkheid voor vrouwen én mannen (want die zijn er ook nog), alleenstaanden en opnieuw samengestelde gezinnen om alle verantwoordelijkheden en ambities op een prettige en succesvolle manier te kunnen dragen. De meeste mensen, mannen en vrouwen, hebben ook helemaal niet de ambitie om olympisch kampioen te worden, maar wel om een goede ouder, werknemer/werkgever en mens te zijn. Daarom is het van belang om niet te blijven steken inveroordeling van elkaar of het patriarchaat, maar om met alle partijen aan tafel te gaan zitten en tot een constructief compromis te komen.
Zo’n compromis zal er niet zonder slag of stoot komen, zeker niet zolang de beleidsmakers in politiek, bedrijfsleven en vakbonden niet overtuigd zijn van het nut en de behoefte om werk en zorg op een evenwichtige manier te combineren. Daarom wordt het tijd dat vrouwen en mannen deze behoefte samen aankaarten, want zolang het onderwerp geclaimd wordt door vrouwen die elkaar veroordelen, kunnen de conservatieve machthebbers die het kostwinnersmodel in combinatie met de moederschapscultuur lijken te prefereren de excessen belichten en de nuance doodzwijgen. Zij hebben iets te winnen door de nadruk te leggen op uitspraken over vrouwen die de opvang gebruiken om lekker te gaan winkelen en koffie te drinken met vriendinnen. Op die manier kunnen ze de behoeften van werkende ouders in het donker laten.
Natuurlijk kom je zonder stevig debat niet tot een goed compromis, maar een debat op het huidige niveau zonder mensenmassa is koren op de conservatieve molen, of, zoals mijn Amerikaanse vriendin zou zeggen, adding insult to injury.
Conservatief Nederland
Dat de Nederlandse moederschapscultuur hardnekkig in stand wordt gehouden door de conservatieve machthebbers bleek duidelijk toen Europese bepalingenNederland in de jaren tachtig dwongen om de Wet Gelijke Behandeling in te voeren. Nederland heeft toen tot aan het Europese Hof geprocedeerd om het onderscheid – en dus de ongelijkheid -tussen mannen en vrouwen in stand te houden om zo het kostwinnersmodel te beschermen. Ondanks het feit dat dit niet mocht baten – ook ons land moest eraan geloven – bleken de Nederlandse machthebbers niet voor één gat te vangen. Zij vonden een manier om de schade te beperken en besloten dat de werknemer die denkt ongelijk behandeld te worden zelf maar naar zijn baas moet stappen, eventueel met behulp de ondernemingsraad, om dit aan te kaarten. Kom je er dan met je baas en de OR niet uit, dan kun je je nog altijd wenden tot de Commissie Gelijke Behandeling of het Anti Discriminatie Bureau om je baas als het ware aan te geven, en zij kunnen dan naar aanleiding van de klacht een onderzoek instellen om te beoordelen of de Wet op Gelijke Behandeling wel goed is nageleefd. De uitspraak van de Commissie is echter niet bindend. Dus zolang je je klacht niet meteen aan een rechter voorlegt, heb je feitelijk dus geen poot om op te staan. En omdat de meeste werknemers afhankelijk zijn van hun baas of leidinggevenden, zullen zij hen niet snel aanklagen.
De conservatieve Nederlandse autoriteiten kunnen dan ook intens tevreden zijn, want Nederland loopt niet alleen achter vergeleken bij andere West-Europese landen, de Nederlandse beloningskloof tussen mannen en vrouwen ligt zelfs 2 procent hoger dan het wereldwijde gemiddelde. En ben je toch op zoek naar een betere balans tussen werk en privé, dan verwijzen overheid en werkgevers je behulpzaam naar je eigen keukentafel, desnoods bewapend met een door hen gefinancierde onderhandelcursus. Want dáár zouden de rollen beter verdeeld moeten worden. Ongelijk behandeld, dat word je thuis. En wat zich thuis afspeelt is een particulier probleem, een gezinsaangelegenheid waar de overheid zich niet mee dient te bemoeien. Deze gedachtegang legt de Nederlandse machthebbers geen windeieren, want aan die keukentafel besluit zelfs elk weldenkend geëmancipeerd stel dat hij beter voor het inkomen en zij beter voor de kinderen kan zorgen. Ja, want hij verdient nog altijd aanzienlijk meer dan zij. En zo is de cirkel rond en blijft alles overzichtelijk bij hetzelfde. Zo zijn en blijven onze manieren.
Nederland, deeltijdland
En zo blijft de arbeidsmarkt ingericht op de zorgloze werknemer en blijft het onderwijs rekenen op thuisblijf-, luizen-, voorlees- en overblijfmoeders. Het is dan ook niet vreemd dat er inderdaad veel vrouwen thuis bij de kinderen blijven, in deeltijd werken, of kinderen krijgen uit- of afstellen. En al willen ze vaak best wel buitenshuis werken, door de geringe flexibiliteit die hun in loondienst wordt geboden kunnen ze de concurrentie met hun ‘traditionele zorgloze collega’s’ doorgaans niet aan. Maar vrouwen zijn niet voor één gat te vangen. Steeds meer vrouwen beginnen ondanks alle risico’s en ontbrekende voorzieningen voor zichzelf. Eén op de drie startende ondernemers is vrouw. Met een eigen bedrijf behouden vrouwen de vrijheid hun werk zo efficiënt mogelijk te combineren met de zorg voor kinderen. Maar omdat het gevaar dreigt dat de moederschapscultuur op deze manier wordt ondermijnd, verstrekken de Nederlandse machthebbers de kortingen voor startende ondernemers alleen aan mensen die zo ongeveer fulltime werken, waardoor vrouwen die veel zorgverantwoordelijkheden hebben of nemen daar geen aanspraak op kunnen maken. Net als het aanhouden van de aanrechtsubsidie – een belastingvoordeel voor het kostwinnersgezin – is ook dit zo’n beleidsmaatregel die uitgaat van de moederschapscultuur en deze daarmee ook stevig in stand houdt. Want ja, zo zijn onze manieren.
Oo, een papadag?
De afgelopen tijd tornen niet alleen vrouwen aan de grondvesten van de moederschapscultuur. Ook moderne mannen nemen steeds vaker deel aan de verzorging van hun kinderen, willen zorgverlof of een ‘papadag’. Daardoor kampen ook mannen steeds vaker met afstemmingsproblemen tussen werk en zorgverantwoordelijkheden. In de traditionele mannensectoren zoals de bouwnijverheid groeide het percentage gerapporteerde combinatieproblemen dan ook van 13 procent in 2000 uit naar 20 procent in 2006. En ook managers kiezen tegenwoordig na hun vijfendertigste eerder voor hun gezin dan voor hun carrière, zo bleek onlangs uit onderzoek. Grotere leaseauto’s, een hoger salaris en andere gadgets trekken werknemers steeds minder over de streep; die hechten meer waarde aan secundaire arbeidsvoorwaarden die het mogelijk maken om naast het werk ook tijd en aandacht aan hun privéleven te besteden. Ook deze trend wordt door werkgevers vaak als lastig ervaren. Het liefst zien die werknemers die altijd fulltime voor hen klaarstaan. Maar dat geldt even zo goed voor kinderen. Ook zij vinden het prettig om altijd iemand te hebben die fulltime tot hun beschikking staat. Toch is de tijd voorbij dat werkgevers fulltime op papa’s kunnen rekenen en kinderen fulltime op mama’s. Beiden zullen het wat vaker met papa, mama, en een aantal anderen moeten doen. Daarom is het zaak dat de arbeidsmarkt en het onderwijs op verantwoorde wijze flexibeler worden zonder verlies van de nodige structuur. Werkgevers zouden werknemers meer mogelijkheden kunnen bieden door middel van thuis- en telewerken, maar ook door zoiets eenvoudigs als het aanschaffen van een zelfroosterings-computerprogramma, waarmee werknemers kunnen aangeven wanneer zij het liefst werken en wanneer niet. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, blijkt dé ideale werkweek niet te bestaan. Wanneer je werknemers zelf – binnen de kaders – hun werk laat samenstellen, blijkt dat vrijwel iedereen een andere voorkeur heeft en men met meer plezier naar het werk en ook weer naar huis gaat, omdat werk en zorg beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Ook het onderwijs en de opvang zullen een beter gestructureerd dagarrangement moeten bieden. Want van het heen- en weerslepen van kinderen wordt niemand blij.
In een flexibele arbeidsmarkt met goede werk-zorgfaciliteiten zit toekomst, al was het maar om praktische en economische redenen: ons land vergrijst, verkleurt en ontgroent, een gezinswoning is niet meer van één inkomen te betalen, het aantal eenouder- en opnieuw samengestelde gezinnen dat zorg met werk moet combineren groeit gestaag, en daarmee veranderen ook Jan en Truus Modaal. Hoe flexibeler en diverser de arbeidsmarkt nu wordt ingericht, hoe beter we zijn voorbereid op een toekomst waarin ouders werken en werknemers zorgen. Maar helaas… zo zijn onze manieren dan weer niet.
Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg
Keer op keer blijkt dat gezinsvriendelijk diversiteitsbeleid binnen bedrijven de productie en de loyaliteit van werknemers verhoogt en het ziekteverzuim verlaagt. Toch heeft de Nederlandse werkgever er weinig oren naar. Het loont misschien de moeite om uit te zoeken hoe een goede werknemer voor het bedrijf behouden kan worden, omdat het vertrek van zo iemand circa 60.000 euro kost. Maar wat de boer niet kent, dat lust hij niet. De Nederlandse bedrijfscultuur is er een van ‘niet willen afwijken’. Werkgevers kijken liever naar elkaar dan naar de duurzame inzetbaarheid van hun personeel. Biedt de meerderheid van de bedrijven in dezelfde branche of sector wél gezinsvriendelijke diversiteitmaatregelen, dan wil een Nederlands bedrijf niet achterblijven. Maar voor de troepen uit lopen – nee, dat doen Nederlandse bedrijven liever niet.[2] Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Want zo zijn onze manieren.
Toch is werk met zorg combineren allang zo gek niet meer. Sterker nog: het wordt steeds normaler, en om dat duidelijk te maken zullen wij, moderne mannen en vrouwen, dat samen moeten aankaarten bij de conservatieve Nederlandse autoriteiten. Goede faciliteiten om werk en zorg op een evenwichtige manier combineren zijn echt geen individuele behoefte die alleen maar gezeur lijkt. We hebben het beter dan ooit, ook vrouwen, maar dat betekent niet dat we ons moeten neerleggen bij de kostwinners- en moederschapscultuur die de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in stand houdt. Ja, de combinatiebehoefte en de daarmee gepaard gaande stress kunnen met veel geduw en getrek individueel wel enigszins worden verminderd, maar zolang de heersende cultuur en haar arrangementen intact blijven, houden kostwinners en thuismoeders de wind in de rug, terwijl zorgende werknemers en werkende ouders met hun volgeladen (bak)fietsen tegen de wind in moeten tornen. Juist nu de groep mensen die werk en privé willen combineren groeit, groeit ook de mogelijkheid om de behoefte om tot een betere balans tussen werk en zorg te komen collectief aan te kaarten en een ouderschapscultuur te bevorderen. Er is massa genoeg om de wind bij overheid, arbeidsmarkt, onderwijs en de traditionele vakbonden in die richting te laten draaien, maar dan moet die massa wel van zich laten horen en zijn behoeften uitspreken.
Daarom is het tijd voor een emancipatiebeweging in plaats van een vrouwenbeweging. Een beweging die de emancipatiekramp collectief doorbreekt en de rechten en plichten van mannen en vrouwen zo helpt bij te schaven dat ze beter aansluiten bij de behoeften, wensen en verlangens van de nieuwe generatie; het ‘glazen plafond’ voor vrouwen is een ‘glazen vloer’ voor mannen, en ondertussen zitten onze kinderen in een goedkope ‘glazen kooi’. Daarom roep ik mannen en vrouwen op om het glas te breken en niet alleen met elkaar aan de keukentafel te gaan zitten, maar ook aan de onderhandelingstafel op de departementen, in de bedrijven en bij de vakbonden, om daar al polderend de ouderwetse moederschapscultuur om te vormen tot een ouderschapscultuur.
Weg met het feminisme dat polariseert en scheidt, leve het femanisme dat poldert en verbindt, want zo zijn ónze manieren!
[1] Hoofdredactioneel commentaar ‘Opvang en oppas’, NRC Handelsblad, 23 april 2009
[2] den Dulk & Spenkelink, 9 maart 2009