Kunnen jullie alsjeblieft even rustig spelen, mama is aan het werk.J/M
Als ik de kinderen net uit school gehaald heb vraag ik ze of ze even rustig willen spelen. ‘Lieverds, ik hoopte mijn werk af te hebben, maar dat is niet gelukt. Kunnen jullie mij even met rust laten zodat ik mijn stukje af kan maken?’ Mijn schatjes knikken begrijpend. Snel kruip ik achter mijn computer. Het duurt niet lang of ik hoor aan hun manier van lachen dat het uit de hand dreigt te lopen. Als ik nu niet ingrijp lukt dat straks niet meer zonder gehuil en geschreeuw. Toch besluit ik mijn alinea eerst even af te maken. Ik zit er nu net lekker in en mijn deadline nadert in rap tempo.
Pas als ik me niet meer kan concentreren door het gegil stap ik de huiskamer binnen en zeg op dezelfde irritante toon als mijn moeder altijd deed: ‘Jongens, dat wordt huilen.’ Schuldbewust kijken ze me aan en beloven ermee te stoppen. Maar zodra ik weer achter mijn computer zit begint het gedonder opnieuw. Na een blik op de klok besluit ik ze te laten uitrazen. Lang leven ‘lui ouderschap’. Laat ze hun eigen grenzen maar verkennen.
Een half uur later staat mijn dochter huilend op de drempel. Ze is al stoeiend met haar lip tegen Sam’s knie gebotst. Geschrokken trek ik haar tegen mij aan en zeg op verwijtende toon: ‘Nou zien jullie wat ervan komt!’ Inwendig vervloek ik mezelf voor deze dooddoener. Het arme kind heeft al een bloedlip. Toch ga ik op dezelfde afschuwelijke toon verder: ‘Ik hoop dat jullie nu begrijpen waarom jullie niet moeten stoeien.’ Ook nu knikken ze weer schaapachtig maar na vijf minuten is het alweer raak. Radeloos storm ik op ze af en smeek haast of ze alsjeblieft een ander spelletje willen gaan doen zónder stoeien, gillen en springen. ‘Anders gaan jullie even tv kijken, als jullie hier maar mee ophouden. Jongens alsjeblieft, ik moet nu iets afmaken en hoe rustiger jullie doen, hoe eerder ik klaar ben. Dan gaan we een spelletje doen, oké?’ Aan hun glazige ogen zie ik dat het niet meer tot ze doordringt. Daarom voeg ik er bezwerend aan toe: Dit is de derde en dus laatste waarschuwing. Volgende keer gaan jullie alle twee naar jullie kamer om af te koelen.’
Al weet ik best hoe dit gaat eindigen, toch kan ik het niet te voorkomen. Nog geen kwartier later ben ik net zo hysterisch als mijn kinderen en bries dat ze nu als de sodemieter naar hun kamers moeten. Julia, die het voor de vorm op een huilen zet, legt zich er al snel bij neer. Sam heeft daar meer moeite mee. Als een dolle schopt hij tegen zijn deur en gilt dramatisch: ‘laat me eruit’. Alsof ik hem heb opgesloten. Op de meest geduldige, liefdevolle toon die ik kan opbrengen zeg ik dat hij, wanneer hij weer tot rust is gekomen, uit zijn kamer mag komen. Dan ga ik weer achter mijn computer zitten.
Julia, die alweer een vrolijk kinderliedje zingt, weet precies wat er van haar verwacht wordt. Binnen vijf minuten staat ze naast me en zegt met haar liefste stemmetje dat ze afgekoeld is, of ze alsjeblieft weer in de huiskamer mag spelen. Sam is dan inmiddels zo over zijn toeren dat hij er niet meer zelfstandig uit kan komen.
Ik weet dat ik zijn gegil moet negeren, maar als hij tegen de deur trapt en schreeuwt, zo hard dat ik zeker weet dat de buurman hem kan horen: ‘Ik wil uit mijn kamer, jij werkt altijd stomme rot mama, ik haat je!’ slaan bij mij de stoppen door. Diep gekrenkt storm ik zijn kamer binnen en schreeuw dat ik helemaal geen stomme rot mama ben. ‘Jij weet dondersgoed dat ik mijn deadline niet haal, omdat ik de hele week in je kamer heb staan klussen. En nu sta je in je nieuwe stoere jongenskamer te janken als een baby.’ En om het allemaal nog erger te maken schreeuw ik met geheven hand dat hij geen enkele reden om te huilen heeft, dat ik hem wel een reden wil geven.’
Met pijn in mijn buik stamp ik als een groot kind zijn kamer uit, smijt de deur en plof moedeloos op de bank. Dat heb ik weer lekker volwassen aangepakt. Hoe komt het toch dat ik, tegen beter weten in, elke keer weer verval in fouten die ik van plan was nooit te maken.
Werken met kinderen in huis is geen goed plan, dat weet ik ook wel, maar soms kan het niet anders. Hoe kan ik er dan toch voor zorgen dat het niet zo erg uit de hand loopt? Ik besluit om raad aan Mariëlle Beckers (34) te vragen. Ze is orthopedagoog, werkzaam aan de UvA en heeft zelf zes kinderen. En of dat niet al druk genoeg is nemen ze er ook nog pleegbaby’s bij. Bij het idee alleen al krijg ik een zenuwinzinking, maar omdat Mariëlle’s kinderen bij de mijne op school zitten weet ik dat ze het allemaal onder controle heeft zonder ‘eng’ te zijn; ook Mariëlle zie ik tot mijn grote opluchting weleens uit haar slof schieten op het schoolplein. Zelfs supermama is ook gewoon een mens.
Mariëlle, ex-fotomodel en nog steeds bloedmooi, ontvangt mij bij haar thuis waar vijf van de zes kinderen aanwezig zijn. Ik heb de mijne meegenomen, twee meer of minder maakt dan ook niet veel meer uit. Terwijl de twee kleintjes, verkleed als Sneeuwwitje en Cinderella, onder de met dekens behangen tafelvoetbaltafel spelen, stuiven de andere kinderen naar boven. Mariëlle schatert het uit als ik van mijn hysterische aanval vertel: ‘O wat herkenbaar! Soortgelijks overkwam mij laatst nog. Ik opende mijn mail en dacht; dit beantwoord ik even. Boven hoor ik twee kinderen schreeuwen. Ik kon mij pas van mijn computer losrukken toen het vechten werd. Woedend storm ik de trap op, zie de één huilen en stuur de ander dus naar zijn kamer. Later bleek dat ik de verkeerde naar zijn kamer had gestuurd. Wat voelde ik me rot maar soms gebeurt dat. Ouders zijn geen robots.’ Ik knik instemmend.
Sneeuwwitje, die ondertussen met een reclame folder op haar schoot is gekropen, vraagt of ze iets mag hebben. Gedachteloos antwoordt Mariëlle: ‘lieverd je mag alles voor je verjaardag vragen.’ Intens tevreden bladert het kleintje verder.
Mariëlle gaat onverstoorbaar verder: ‘Natuurlijk loopt het wel eens uit de hand, dat hoort erbij. Wat je alleen moet zien te voorkomen is dat jij je tot het niveau van je kind verlaagt. Jij bent en blijft de volwassene die hem naar zijn kamer stuurt om af te koelen. Dat kan niet als jij reageert en in zijn kamer tegen hem gaat staan schreeuwen.’ ‘Maar,’ sputter ik tegen, ‘hij maakt vaak zo’n lawaai dat de buren zullen denken dat ik hem mishandel. Bovendien vind ik niet goed dat hij zijn kamer sloopt.’ ‘Nee, dat mag natuurlijk niet’, zegt Mariëlle beslist. ‘Toch kun je hem daar beter op een ander moment, liefst als jullie het leuk hebben, op aanspreken. Als hij door het dolle heen is heeft dat geen enkele zin. Daarom moet je op een ander moment met hem afspreken dat hij geen dingen stuk mag maken of roepen dat hij je haat. Jij moet ook onthouden dat hij je wel mag laten weten dat hij boos of verdrietig is. Je zoon heeft misschien wat meer tijd nodig om af te koelen, die tijd moet je hem geven zodat hij kan leren met zijn emoties om te gaan. En mocht hij dan nog steeds veel lawaai maken, ga dan eens bij je buren langs en leg de situatie uit. Hij kan pas op een normale manier leren met zijn emoties om te gaan als hij weet dat gooien en gillen geen enkel effect heeft.’
De kinderen, die zo nu en dan de kamer binnen komen lopen en om aandacht vragen, druipen één voor één af. Mariëlle geeft, zonder veel woorden aan dat ze in gesprek is. Cinderella, die zei naar bed te willen, is geruisloos door Mariëlle’s oudste zoon naar bed gebracht alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
‘Weet je wat het is’, gaat Mariëlle verder, ‘nu heet het ‘lui ouderschap,’ maar vroeger waren de meeste gezinnen zo groot dat ouders gewoon niet overal bovenop konden zitten. Ook mijn kinderen moeten vrij snel zelfstandig worden en krijgen een hoop verantwoordelijkheden. Daar staat tegenover dat ze ook meer ruimte krijgen. Ik weet echt niet voortdurend wat mijn kinderen allemaal uitspoken, al zou ik willen. Daardoor negeer ik sommige dingen zonder erg. Als ouder van een groot gezin moet je prioriteiten stellen en je kinderen duidelijk aangeven welke grenzen écht van belang zijn. Dat kan ik alle ouders aanraden, bedenk goed wat het belangrijkste is dat je je kinderen mee wil geven en laat de rest een beetje vieren. Nu denken ouders vaak dat alles perfect moet zijn. Maar dat is niet te doen, niet voor je kinderen en niet voor de ouders.’
Die avond maken Sam en ik een lijstje met ‘heilige huisregels’. Niet liegen, niet gooien, niet tegen deuren schoppen en niet roepen‘ik haat je’. Sam bedenkt zelf wat er tegenover moet komen te staan wanneer hij zich niet aan die afspraken houdt. Bij het een geen tv kijken, bij het ander niet Wii-en en in het ergste geval niet bij een vriendje spelen. Ik beloof hem minder streng op de rest te zullen letten. Samen ondertekenen we het plechtig opgestelde document, schudden elkaar de hand en glimlachen samenzweerderig naar elkaar. We hebben er allebei een goed gevoel over. Nu maar afwachten of het ook echt werkt. Ik houd jullie op de hoogte.