Met een stoute blik sta ik op een woensdagmiddag voor een grote zaal vol bedrijfskundestudenten. De studievereniging Synergy heeft me uitgenodigd om tijdens het congres over sociale innovatie een lezing te houden over het Nieuwe Werken: hoe een ideale combinatie van werk en privé tot stand komt voor werknemers en werkgevers. Aangezien de aanwezige studenten met grote waarschijnlijkheid managers zullen worden, grijp ik de kans om hen uit de droom van Het Oude Werken te helpen met beide handen aan.
Vol uitdagende verwachting glimlach ik de zaal vol jongens en meisjes in. Ze hebben zichzelf voor de gelegenheid in hun keurigste, uiteraard zwarte (mantel-)pakken gehesen en kijken mij als hongerige eekhoorntjes aan. Leergierig hoe ze De Nieuwe manager kunnen worden. Wanneer mijn lezing begint hebben ze er al een lange dag op zitten. Allerlei hooggeleerde heren, eveneens in het zwart gestoken, hebben hen in allerlei toonaarden laten horen dat Nederland, wil ons land zijn concurrentie positie behouden, nu moet gaan inzetten op sociale innovatie. Ook hebben ze te horen gekregen dat deze sociale innovatie vooral te bereiken is door een andere manier van werken en dus ook door een andere manier van leiding geven.Kenniswerkers kunnen pas innovatief te werk gaan als ze er de ruimte en vrijheid voor krijgen. Maar wat dat betekent is tot dan nog tamelijk abstract gebleven en daar wil ik verandering in brengen.
Enthousiast steek ik van wal; ‘Weten jullie wat Het Nieuwe Werken betekent voor De Nieuwe Manager?’ Hun hongerige ogen en oren sperren zich open. ‘Het betekent dat het droombeeld dat de meeste van jullie van een managersfunctie hebben in de praktijk wel eens vies tegen kan vallen.’ Verward staren ze me aan. Voor zover ik hun onverdeelde aandacht nog niet had heb ik die nu.
Brutaal ga ik verder; ‘Ik weet zeker dat een aantal van jullie fantasieën heeft over een management functie als één met macht, status en aanzien. Zo’n functie waarin jij leiding geeft aan een x aantal mensen die altijd aanwezig zijn. Jij bepaalt wat er te gebeuren staat, jij beschikt over een eigen parkeerplaats en jij hebt de grootste kamer met het mooiste uitzicht want jij bent “baas”.’ Er wordt zenuwachtig heen en weer geschoven. ‘Dus als ik jullie was zou ik nu bij mezelf te rade gaan of dit de functie is waar je van droomt want wil je echter een manager van de toekomst zijn dan ziet deze functie er echt heel anders uit! De Nieuwe Manager is bescheiden, ondersteunt en faciliteert. Deze manager weet het beste uit zijn of haar personeel te halen door hen het vertrouwen, de ruimte en de flexibiliteit te geven die zij nodig hebben om de gewenste output te leveren, om de goede balans tussen werk en privé te vinden en zelfs om te ‘lummelen’. Want tijdens dat ‘lummelen’, zo hebben jullie vanmiddag van de professor doctor Volberda vernomen, ontstaan de beste ideeën. Stel jezelf eens de vraag of deze dienende, coachende rol ook de rol is die jullie voor ogen hadden toen jullie aan deze studie begonnen?’
Als ik de gezichten van de studenten zie weet ik dat het nu pas tot ze doordringt. Sommigen kijken beteuterd. Toch heb ik ze in feite niets anders gezegd dan wat de hooggeleerde heren eerder die middag hebben verkondigd, maar doordat deze heren hun autoriteit mede aan het oude management ontlenen en er ook als de oude autoriteiten uitzien, konden ze lullen als brugman, de leergierige studenten wilden later als ze groot zijn in hun schoenen staan. Pas nu een jonge vrouw ze onomwonden vertelt dat de nieuwe werknemer niet meer bereid is om op oude voet voor dit soort heren te werken, lijken hun de schellen van de ogen te vallen. Om ze niet meteen zodanig te ontmoedigen dat ze stoppen met hun studie voeg ik er bemoedigend aan toe dat De Nieuwe manager die erin slaagt zijn medewerkers werkelijk te stimuleren op ongelooflijk veel waardering en respect kan rekenen en dat je daar veel meer status aan ontleent dan aan die ‘corner office’ met parkeerplek.
De dagvoorzitter, die tevens de hoogleraar sociale innovatie aan de universiteit Nijmegen is, heeft het in ieder geval begrepen. Hij sluit de dag af met de opmerking dat hij inderdaad misschien niet erg representatief is voor wat hij verkondigd en nodigt de studenten daarom uit om in het vervolg wat meer feedback te geven. Hoffelijk stapt hij van het ‘hooggeleerde heren podium’ en erkent dat de studenten niet alleen veel van hem kunnen leren maar dat hij ook nog veel van zijn studenten kan leren. Ik hoop maar dat ze niet al te veel geconditioneerd zijn.
Terwijl ik even later diep in mijn jas en muts weggedoken op een tochtige bushalte sta te wachten hoor ik twee voorbij fietsende studentes tegen elkaar zeggen; ‘Dat verhaal van die Roos zette me echt aan het denken, heel inspirerend!’ Met goede hoop glibber ik door de sneeuw naar huis…