Normal 0 21 false false false NL X-NONE X-NONE
/* Style Definitions */
table.MsoNormalTable
{mso-style-name:Standaardtabel;
mso-tstyle-rowband-size:0;
mso-tstyle-colband-size:0;
mso-style-noshow:yes;
mso-style-priority:99;
mso-style-qformat:yes;
mso-style-parent:””;
mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt;
mso-para-margin:0cm;
mso-para-margin-bottom:.0001pt;
mso-pagination:widow-orphan;
font-size:11.0pt;
font-family:”Calibri”,”sans-serif”;
mso-ascii-font-family:Calibri;
mso-ascii-theme-font:minor-latin;
mso-fareast-font-family:”Times New Roman”;
mso-fareast-theme-font:minor-fareast;
mso-hansi-font-family:Calibri;
mso-hansi-theme-font:minor-latin;
mso-bidi-font-family:”Times New Roman”;
mso-bidi-theme-font:minor-bidi;}
‘Tja, ik vond het ook wel wat ver gaan om in haar broek te gaan kijken’ J/M
Toen ik laatst mijn dochter bij een vriendje van school ophaalde draaide de moeder, tijdens het zoeken naar haar schoenen, wat ongemakkelijk om me heen. Er zat haar kennelijk iets dwars. Bliksemsnel schoten er allerlei rampscenario’s door mijn hoofd. Misschien had mijn dochter iets verschrikkelijk gedaan, waar deze moeder mij nu op aan wilde spreken. Na enig aarzelen kwam het hoge woord er dan eindelijk uit: ‘Is je kind nou een jongen of een meisje?’ Opgelucht schoot ik in de lach en zei, iets te uitbundig: ‘Het is een meisje, natuurlijk!’ Beschaamd antwoordde de moeder: ‘Ik vond Julia al zo’n rare naam voor een jongen, maar kinderen hebben tegenwoordig allemaal zulke rare namen, ik dacht dat dit misschien de nieuwste rage was; meisjesnamen voor jongens. Bovendien had je dochter, toen ik het haar vroeg, met een bloedserieus gezichtje geantwoord dat ze een jongetje is en tja, ik vond het ook zowat om in haar broek te gaan kijken.’ Ik proestte het uit: ‘Nee hoor, neem maar van mij aan dat het een meisje is. Misschien hadden we haar babykamer niet helemaal fuchsia roze moeten schilderen, maar het is toch echt een meisje.’ De moeder keek mij vragend aan.
Toen Joost en ik wisten het een meisje werd besloten we de muren van de babykamer ‘hysterisch roze’ te schilderen. Voor onze kinderen geen pasteltinten, want als het even kon maakten wij geen prinsjes en prinsesjes van onze kinderen. Een overkill aan hardroze, zo was onze theorie, zou een stoere griet van onze dochter maken. Nou dat hebben we geweten. Inmiddels zijn de muren van haar kamer roomwit maar het mag niet meer baten, Julia is en blijft meer jongen dan meisje.
Vanaf het moment dat Julia kan praten, laat ze duidelijk weten dat ze niet gediend is van meisjesdingen. Voor haar geen jurken of rokjes en al helemaal geen kettinkjes en glitter. Julia wil met de grote jongens meedoen en dat, zo moet ik zeggen, gaat haar al sinds ze twee is behoorlijk goed af. Ik zie haar nog in de kamer van haar broer Sam staan, omringd door jongens die twee koppen groter waren dan zij. Ze hadden haar laten weten dat kleine meisjes niet mee mochten spelen in de jongenskamer, maar Julia had zich niet af laten schepen. Vastberaden had ze haar dunne armpjes in haar zij gezet een vanuit haar onderbuik gebulderd: IK BEN JULIA EN IK DOE WÉL MEE! De jongens hadden haar verbouwereerd aangekeken en geantwoord: ‘O, oké, maar dan moet je niet gaan huilen’. Julia huilde niet. Zelfs niet toen de jongens om beurten snikkend de huiskamer binnen kwamen stormen, omdat ze veel te ruw aan het stoeien waren. Julia deed mee!
Helemaal als verrassing kwam Julia’s jongensachtige gedrag niet. Zelf deed ik als kind ook liever met de jongens mee, verkoos auto’s en vliegtuigen boven poppen en droeg het liefst kleding waar ik goed in kon klimmen. Ik begon het pas zorgelijk te vinden toen Julia een jongen wilde wórden. Dat begon in de kleuterklas. De meisjes droegen allemaal roze jurkjes met linten in hun haren en, als ze even de kans kregen, een tiara en hoge hakken. De jongens waren gekleed als kleine zakenmannetjes met nette bloesjes of als voetballertjes met strak naar achteren gekamde haren. Julia week hier duidelijk van af. Zoals we meteen op haar eerste schooldag ontdekten. De meisjes waren echte meisje-meisjes die de poppenhoek zachtroze kleurden, terwijl ze zinnen uitkraamden als: ‘Dan ben jij de vader en ik de moeder en dan kwam jij …en dan deed ik…’ Julia had hen niet begrijpend aangekeken, haar schouders opgehaald en hen de rug toegekeerd. Met de jongens in de bouwhoek kon ze het beter vinden, daar werd ze tenminste niet in een rol geduwd. Toch wilden ook zij wel graag weten van haar weten of ze nou een jongen of en meisje was. Nadat Julia had geantwoord dat ze een meisje was vroegen de jongens mij waarom zij dan niet met de andere meisjes speelde? Argeloos antwoordde ik dat Julia nou eenmaal liever met jongens speelt.
Julia identificeert zich eerder met jongens dan met meisjes. Ze wil liever Mega Toby dan Mega Mindy zijn en als de juf vraagt of de jongens hun jas van de kapstok willen halen, rent Julia volgens de juf enthousiast op haar jas af. Zelf zit Julia er helemaal niet mee, het zijn de andere kinderen die haar keer op keer corrigeren en duidelijkheid van haar verlangen. Om van het gezeur af te zijn besloot Julia onlangs dan maar helemaal in een jongen te veranderen. Haar lange haar moest eraf, de kleren met ook maar een zweem van bloemetjes of meisjes kleuren werden resoluut haar kast uitgesmeten. Julia veranderde in een jongen, niet omdat ze geen meisje wil zijn, maar omdat zowel de kinderen als de ouders graag duidelijkheid hebben.
Nu probeer ik Julia ervan te overtuigen, dat ze geen jongen hoeft te worden om geen ‘meisjes-meisje’ te zijn, maar ook mij valt op dat ik in de kleding- en speelgoedwinkels, ja zelfs bij het kopen van shampoo en tandpasta tot een keuze wordt gedwongen: het is ofwel met een “prinses” of met “spiderman”. Kreeg ik als kind nog kleurloze houtenblokken in een poging mij zo ‘sekseneutraal’ mogelijk op te voeden, nu lijken kinderen in overdreven stereotypen te worden gedrukt.
Om erachter te komen waar deze omslag vandaan komt, ga ik op bezoek bij psychologe Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Gender aan de Universiteit van Amsterdam. Haar kleine kamertje op de veertiende verdieping biedt prachtig uitzicht over de stad. Beschaamd laat ze weten daar eigenlijk nooit aandacht aan te schenken. Waarschijnlijk zit ze liever met haar neus in de boeken.
Agneta laat een opgeluchte schaterlach horen ,als ik haar over Julia vertel. ‘O, niets om je zorgen over te maken’, roept ze uit. ‘Zolang je haar “jongensachtige gedrag” niet te veel aandacht geeft en haar gewoon d’r gang laat gaan is er niets aan de hand. Wil ze d’r haar kort, dan knip je het toch kort. Als zij zich er maar prettig bij voelt, dan zou ik er vooral niet te moeilijk over doen.’
Snel leg ik uit dat ik me ook geen zorgen over Julia maak, maar over de maatschappij. Waar komt toch die behoefte vandaan om kinderen in minimacho’s en prinsessen te veranderen. ‘Natuurlijk deden wij dat als kind ook, maar dan heette dat ‘verkleden’. Nu lijkt het of kinderen steeds vaker bloedserieus als stereotype naar school komen. In de tijd dat ik opgroeide gingen veel ouders er vanuit, dat het verschil tussen jongens en meisjes toch vooral werd bepaald door de opvoeding en niet door het geslacht. Met het achterstellen van meisjes en vrouwen op basis van biologische argumenten werd strijdlustig afgerekend. Als meisjes en jongens gelijk behandeld werden, dan zouden ze ook gelijke kansen hebben. Mijn zus en ik kregen daarom zowel een pop als een auto aangeboden en ons werd duidelijk gemaakt dat wij alles konden worden wat we maar wilden. Met sekseneutrale kleding en speelgoed zouden wij niet gehinderd worden door ouderwetse rolpatronen en konden wij ons vrij ontwikkelen. Nu lijkt het of we terug gaan naar de jaren vijftig. Sekseneutrale kleding en speelgoed is ver te zoeken. Meisjes moeten echte meisjes zijn. Zelfs peutertjes dragen tegenwoordig bikini’s. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling.’
Agneta fronst haar wenkbrauwen: ‘Ik denk dat het bij Julia op school wel erg extreem is, maar ik begrijp waar je naar toe wilt. De afgelopen jaren is het verschil in keuzemogelijkheden voor mannen en vrouwen steeds kleiner geworden. We zijn in toenemende maten ‘elkaars terrein’ gaan betreden. Wat dat betreft heeft die sekseneutrale opvoeding van toen succes geboekt. De ambities van kinderen worden niet langer door hun geslacht bepaald en beperkt. Ook meisjes zijn verder door gaan leren en steeds meer gaan werken. Dit lijkt samen te gaan met de behoefte om het verschil tussen jongens en meisjes te benadrukken. Door het vervagen van de grenzen zoekt men naar duidelijkheid en daar speelt de commercie handig op in.
Meisjes mogen weer echte meisjes zijn, maar hoe homogener een groep hoe meer duidelijkheid er van degene die afwijkt wordt verlangt. Dat zie je in de top van het bedrijfsleven net zo goed als in de klas van jouw dochter; bestaat de meerderheid uit duidelijke stereotypen dan wordt er van de nieuwkomer verwacht dat die zich aanpast. Zitten er meer meisjes als Julia in een klas, dan wordt het weer gemakkelijker om ‘anders’ te zijn. Jouw dochter leert al vroeg om te gaan met groepsdruk en haar grenzen te verkennen; tot op welke hoogte past zij zich aan en in hoeverre blijft ze trouw aan zichzelf. Volgens mij doet ze dat behoorlijk pragmatisch en daar zal ze later profijt van hebben.’
Opgelucht stel ik vast dat we dus niet terug naar de jaren vijftig gaan. De glimlach op Agneta’s gezicht is als een kalmerende natte washand op mijn voorhoofd. ‘Nee hoor het is eerder een teken van vooruitgang. Als je dochter liever Mega Toby wil zijn, dan kan dat tegenwoordig!’