Er was een tijd dat ik dacht dat we goede politici, idealisten en vernieuwers naar Den Haag moesten sturen. Dat alles beter werd als zij op het Haagse pluche zouden neerstrijken want in mijn ogen was polderen net als het bereiden van een gerecht. Men neme een beetje van links, een beetje van rechts, voege daar een eetlepel idealisten aan toe en naar believen nog een snufje vernieuwers en eet smakelijk.
Inmiddels ben ik ouder en wijzer geworden en zie tot mijn grote spijt dat de mooiste ingrediënten in de Haagse snelkookpan tot een smakeloze brei worden dood gekookt. Inspirerende idealisten zag ik veranderen in enge ellenboog werkende opportunisten. Oerdegelijke koersvaste bestuurders veranderden in stotterende marionetten in het verkeerde toneelstuk. En politici die eerder op gemeentelijk niveau geweldige dingen voor elkaar kregen zag ik pruttelend ten onder gaan in de Haagse bluf.
Als politiek Den Haag een organisatie was dan zou je nu wel kunnen vatstellen dat de bedrijfscultuur er volledig verziekt is. Moderne organisaties doen steeds vaker aan Het Nieuwe Werken omdat gebleken is dat dit ten goede komt aan de bedrijfsresultaten. Ze sturen medewerkers aan op basis van vertrouwen om samenwerking en kennisdelen te bevorderen. Helaas is dit nog niet tot politiek Den Haag noch tot de Nederlandse Polder door gedrongen. Daar viert opportunisme, elkaar dwarsbomen, buitensluiten en het afzeiken van elkaars idealen, nog altijd hoogtij.
Ik haal dan ook elke keer opgelucht adem als mijn favoriete Amsterdamse wethouder weer besluit om niet naar Den Haag te gaan. Deze wethouder heeft idealen en is niet bang om ze uit te spreken, op te schrijven en uit te voeren. En ondanks dat dit, zeker in het begin, tot meewarig gegrinnik leidde, ja zelfs tot goed bedoelde ontmoediging, bleef hij zich voor zijn idealen inzetten en nu levert dat hem nu bonuspunten op. Punten die hem linearecta naar Den Haag dreigen te promoveren.
Natuurlijk, in elke organisatie en elke politieke arena zijn er baantjes- en stemmenjagers, die er baat bij hebben om zichzelf ten koste van anderen op te hemelen. En ook daar moeten er telkens concessies aan idealen worden gedaan. Maar dat maakt niet dat de bedrijfscultuur overal zo verziekt is als in den Haag. In organisaties en politieke arena’s waar mensen echt hart hebben voor de zaak, de gemeente of de stad vinden ze elkaar in een gedeeld ideaal of op z’n minst in een gedeeld schrikbeeld. Ontbreekt het de Haagse mores dan dusdanig aan idealen en schrikbeelden dat baantjes en stemmen jagen een doel op zich is geworden?
Gelukkig bleek dat, vlak na de val van het kabinet, een clubje politici wel ‘over hun schaduw heen kon springen’ en razendsnel een akkoord te smeedde. Zo voorkwamen zij dat Nederland tot de pleefiguur van Europa promoveerden. Kennelijk was dit schrikbeeld zo groot dat zelfs politiek Den Haag de tering naar de nering wist te zetten en samenwerkend tot een gedeeld ideaal kwamen. Er wordt weleens gezegd dat onder hoge druk alles vloeibaar wordt. Misschien dat de tijd dan eindelijk rijp is voor Het Nieuwe Regeren: Regeren op basis van ‘wat wel’ in plaats van ‘wat niet’? De tijd zal het leren.