Wij hebben een van de mooiste sociale zekerheidsstelsels ter wereld. Ben je in dienst bij een werkgever dan ben je bij arbeidsongeschiktheid, ziekte en werkloosheid verzekerd van een inkomen en krijg je een aanvullend pensioen. Helaas staat dit stelsel inmiddels onder druk.
De industriële revolutie heeft plaatsgemaakt voor een technologische revolutie waarin verandering een belangrijke constante blijkt te zijn. Waar alle veranderingen toe zullen leiden weten we (nog) niet. Wel weten we dat de behoefte aan flexibiliteit enorm is gegroeid. We willen, kunnen en moeten ons voortdurend aanpassen. En hoezeer de sociale partners ook hun best doen het vaste contract voor onbepaalde tijd te behouden, de tijd dat we ons leven lang voor ‘een Philips’ werken is voorbij.
De levensduur van bedrijven neemt in rap tempo af, nieuwe sectoren ontstaan terwijl andere verdwijnen en daarmee zijn vaste contracten een luxe geworden die veel werkgevers zich niet meer kunnen en/of willen permitteren. Helaas is dit ‘vaste’ contract wel het belangrijkste ‘toegangskaartje’ tot ons sociale zekerheidsstelsel. Dan blijkt het stelsel ineens niet meer zo sociaal.
Collectieve voorzieningen individueel organiseren
Het is tijd voor een sociaal zekerheidsstelsel dat wel inspeelt op de behoeften van vandaag en tevens ruimte laat voor de behoeften van morgen. Een stelsel dat wederkerige flexibiliteit in combinatie met zekerheid biedt en dat oog heeft voor individualisme zonder asociaal te zijn. Een stelsel dat opdrachtgevers en werkafnemers ook als gelijke burgers tegenover elkaar plaatst. Ik noem dit het Burger Service Model (BSM).
Bij het BSM is de toegang tot verzekeringen, voorzieningen en opleidingsgelden losgekoppeld van werkgever en branche. Iedere burger die een bijdrage levert aan de arbeidsmarkt, of dat nu in vaste dienst is of flexibel, draagt bij en krijgt daarmee toegang tot een stelsel van sociale zekerheden en voorzieningen. Tegenwoordig heeft iedereen een uniek Burgerservicenummer (BSN). Daarop wordt precies bijgehouden wat je per jaar verdient en hoeveel belasting je moet afdragen. Koppel je de opbouw van de sociale verzekeringen en voorzieningen aan dit nummer en spreek je collectief een minimale premieafdracht af die wordt doorberekend in het bruto loon, dan is dat wel zo eerlijk en helder.
Mensen met vaste contracten kunnen zo weer mobieler worden zonder dat zij bang hoeven zijn om hun opgebouwde rechten te verliezen. De rechten zijn namelijk aan het BSN gekoppeld en niet aan de werkgever. Ook flexwerkers en zelfstandigen zonder personeel krijgen toegang tot collectieve sociale zekerheden waardoor het collectiviteitsvoordeel voor iedereen wordt vergroot. En ondertussen verlost het de werkgevers van de starre zorg-last die hen de flexibiliteit ontneemt.
Uiteraard moeten de voor- en nadelen van dit Burger Service Model nog worden onderzocht, en toch zou ik de discussie erover al wel willen voeren want de tijd dat sociaal staat voor ‘een leven lang tot elkaar veroordeeld zijn’ is voorbij. Dit BSM houdt de vaste krachten minder gevangen, maakt flexkrachten minder vogelvrij en het biedt opdrachtgevers en werkafnemers tevens de gewenste wederkerige flexibiliteit in combinatie met zekerheid.
Ik lees uw reactie graag!
Een mooie voorzet om verder over te denken. Het schept meer kansen en verkleint de administratieve last van bedrijven. Er blijft wel een heleboel te onderzoeken.
Een zelfstandige met een enorm uurloon kan 1 dag in de week werken, en krijgt dezelfde uitkering als iemand die 50 uur per week werkt voor hetzelfde inkomen. Zouden die allebei dezelfde uitkering moeten krijgen? Daar zijn argumenten voor en tegen te bedenken.
Ik vind het mooie aan dit voorstel dat werknemers en zelfstandigen meer naar elkaar toegroeien qua zekerheid. Ook mooi dat individuen minder vast zitten aan een werkgever en dus uitgedaagd worden om hun grenzen te verleggen en nieuwe kansen te zoeken.
Het zal een fikse kluif worden, want er zijn veel belangen mee gemoeid. Brancheorganisaties, bedrijven, bonden, zullen zichzelf opnieuw moeten uitvinden. Allerlei vastgeroeste patronen die losgeweekt moeten worden. Mensen die het systeem overeind hielden raken hun functie kwijt. Zal niet iedereen blij mee zijn.
Binnen bedrijven moet er anders gekeken gaan worden naar het binden van goede werknemers. Het mooie van dit voorstel is, dat medewerkers die waardevol zijn voor een bedrijf of organisatie kansen krijgen. Het moedigt eigen initiatief aan en ook het nemen van risico. Als je minder te verliezen hebt, trek je eerder je bek open. Dat zijn groeimotoren voor organisaties.
Er zit natuurlijk ook een keerzijde aan. De basiszekerheid die dit plan biedt zal vast niet erg genereus zijn. Dan gaan mensen zich bijverzekeren, en dat kunnen alleen de meer gefortuneerden zich veroorloven. Dan is er dus een risico op tweedeling. Ik ben benieuwd naar een doorrekening van dit plan. Wat zou het betekenen voor de verschillende groepen.
Ik pleit voor een denktank die dit gaat uitzoeken. Wie zouden daar in moeten zitten? Iets voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid?
Dank je wel voor je reactie en suggestie. Ik ben er zelf een promotie onderzoek naar begonnen en maak heel graag gebruik van een denktank en deze vragen dus als mensen en organisaties mee willen denken en rekenen dan graag. ik zal ook actief op zoek gaan maar de discussie is al een heel goed begin. Dat helpt de vraag (en daarmee de oplossing) helder te krijgen.
Volgens mij kun je veel werk maken van het argument dat het Burger Service Model een derde staatsmonopolie toevoegt aan de twee monopolies die staten van oudsher hebben: het geweldsmonopolie en het belastingmonopolie, ofwel het alleenrecht op het uitoefenen van geweld (en het bestraffen van degenen die vormen van geweld uitoefenen die niet van staatswege is gelegitimeerd) en het alleenrecht op het heffen van belasting. Elke staat wordt door deze twee monopolies gekenmerkt. Spreiding van het nationaal inkomen volgens nationaal democratisch overeen gekomen principes van sociale zekerheid kan een derde staatsmonopolie worden [wat overigens geen inperking betekent van kerkelijke en andere particuliere liefdadigheid; die gaan verder zoals nu].
De gegevens die de staat nodig heeft voor het heffen van belasting zijn namelijk voor een groot deel [hoe groot?] dezelfde als die volgens welke de sociale verzekeringen volgens het BurgerServiceModel gearrangeerd en uitgevoerd zou kunnen worden.
De verzorgingsstaat zoals we die nu kennen wordt gekenmerkt door statelijke/wettelijke arrangementen om op grond van principes van sociale rechtvaardigheid de staatsinkomsten, inclusief die uit het heffen van belasting [hoe groot is het belastingdeel?], te herverdelen. De uitvoering van de verschillende wetten en arrangementen die nu samen de ‘verzorgingsstaat’ en het stelsel van sociale zekerheid uitmaken, is verspreid over allerlei uitvoerende Diensten [zoek op welke allemaal]. Welnu, het BSM houdt [ook] in dat die diensten worden gebundeld in een Burger Service Dienst, waarin de huidige Belastingdienst wordt opgenomen. Het monopolie tot het heffen van belasting wordt dan direct gekoppeld aan [het monopolie om] het nationale inkomen volgens overeengekomen principes van sociale zekerheid en rechtvaardigheid te besteden voor verzekeringen en voorzieningen. Het op deze manier direct koppelen van belastingen aan sociale zekerheid en rechtvaardigheid is een prachtig politiek ideaal [eindelijk weer eens een politiek ideaal, haha]. Het ideaal van het BurgerServiceModel kan een baanbrekende werking hebben door politici, ambtenaren en burgers te verenigen, althans dichter bij elkaar te brengen.